Ze zit gebogen achter de tafel die gedekt is voor het ontbijt. Haar rechter hand beweegt licht trillend boven het beleg op tafel. Over de ham, de pot pindakaas en de jam. Ze laat de hand even op tafel rusten en kijkt met een vertwijfelde blik even op naar de verzorgende in de keuken.
Ik ben net uit bed en logeer een nacht bij 20 mensen met dementie. Er is verder niemand in de woonkamer. Ik ga naast haar zitten, leun een beetje naar haar over en zeg’ Wij kennen elkaar niet. Ik ben Karin.’
‘Ik weet het even niet’ mompelt ze later.
We eten in stilte, geven elkaar af en toe wat aan en kijken naar de bewegingen in de keuken. ‘Mevrouw Peters, hier is uw krant.’ Een verzorgende met een brede glimlach legt de Tubantia op de hoek van de tafel.
Mevrouw Peters pakt de krant op. Aan de vloeiende routinematige bewegingen van de handen zie ik hoe vaak zij de krant las. Haar ogen gaan een tijdje over de voorpagina.
‘Goud wordt dof’, een lachje richting mij. ‘Nou dan moeten ze het maar eens oppoetsen’, vervolgt ze.
‘Inderdaad’ zeg ik.
‘Sportheldinnen hebben het zwaar.’ leest ze verder. Een bredere lach naar mij. ‘Oh dan is er werk aan de winkel. Ze zullen beter hun best moeten doen.’
Ze vouwt de dubbele krant open, van de ene kop naar de andere, vouwt de krant weer en draait de krant om.
‘Goud wordt dof.’ Even blijft het stil.
‘Dan moeten ze poetsen.’ Ze lacht. ‘Sportheldinnen hebben het zwaar. Oh dat bedoelen ze. Hup werken dan maar.’ Ze lacht nu met meer geluid.
Ik lach met haar mee. ‘Zeg dat wel.’
Ze legt de krant neer, drinkt van haar koffie en pakt de krant weer op. ‘Nou we krijgen alles tegelijk.’ Mijn ogen gaan nu ook over de pagina. Ik zie de weersvoorspelling onderaan de pagina zon, wolken en regen.
Weer vouwt de krant open en begint weer bovenaan. Ze leunt steeds meer in mijn richting.
Hart voor de regio, oog voor de wereld lees ik onder de kop ‘Tubantia’. Met haar zorgvuldige aandacht neemt ook de mijne toe. Ik word er zo rustig van. Als je een krant maakt wil je toch dat mensen het op deze manier lezen, bedenk ik me.
Weer draait ze de krant naar de onderste helft. Ze zit rechtop.
‘Goud wordt dof.’
Ik wacht nieuwsgierig het vervolg af.
‘Tijd om te poetsen.’ Ze geeft me een duwtje met haar elleboog en lacht.
‘Sportheldinnen hebben het zwaar.’ De verrassing klinkt in haar stem door.
‘Haha, die vrouwen moeten maar eens aan het werk’
‘Volgens mij bent u een belezen vrouw,’ zeg ik. Er verschijnen kleine lichtjes in haar ogen.
Ze draait de krant weer om legt het op tafel en strijkt het nog eens glad en pakt een servet op. Minutenlang beweegt ze het servet tussen haar vingers en bekijkt de bloemen een voor een.
‘Wat een mooie kleuren.’ zegt ze zacht. Met haar mee zie ik wat ik daarvoor niet zag. Ze vouwt het servet dicht.‘Deze wil ik bewaren’ Ze buigt naar voren en legt het servet bij een tafelpoot.
Een beetje later komt een verzorgende de huiskamer in. ‘Ach mevrouw Peters, u heeft het servet laten vallen.’
Ze zwijgt.
‘Ik heb bijna genoeg gehad’ ik pak een mandarijn uit de fruitschaal. Zij pakt een peer en een schilmesje. Ze schilt de peer prachtig rond en een dun velletje draait op tafel.
‘Dat doe ik u niet na’, bewonder ik.
‘Ben je er zo een die hoekige peren maakt?’
‘Ja met een vette dikke schil.’
Ze lacht smakelijk en werpt een heldere liefdevolle blik naar mij.
‘Weet je wat het is. Als jij hier niet had gezeten was ik al lang klaar geweest.’