‘We hebben jullie en jullie naasten gevraagd om iets dierbaars van thuis mee te nemen’, zegt de eigenaresse van de dagbeleving voor mensen met dementie. Voor het eerst die ochtend, denk ik spanning te zien verschijnen in het gezicht van een vrouw tegenover me. Tot dan toe maakte ze een blijmoedige indruk. Wat gaat er nu in haar om? Denkt ze dat zij is vergeten iets mee te nemen? Zegt de vraag haar nog iets?
De ronde begint bij Henk. Foto’s van een parachutesprong gaan rond. Fladderende wangen van een jongere maar zeer herkenbare man. ‘Dat je dat durft’ en ‘Oh nee, mij niet gezien’ klinkt er. Henk kijkt trots.
Vanaf de start van deze dag zie en ervaar ik hoe de eigenaresse aanvoelt wat mensen met dementie nodig hebben. Hoe je gelijkwaardig kan zijn en onopgemerkt kan faciliteren.
Mevrouw is als vierde aan de beurt. Van achter wordt een bijbel in haar handen gegeven. Haar mond en ogen gaan wijd open. O ja dat. Voorwerpen die uit het niets verschijnen als je leeft met geheugenverlies. Als de eigenaresse toelicht dat mevrouw thuis regelmatig uit de bijbel voorleest ontspant haar gezicht. Ze strijkt met haar vingers over het boek. Weer die serene glimlach.
Als we later wandelen wijst ze me de gehele route op details die ik anders over het hoofd had gezien. Een blad, in de vorm van een hart, achter een muurtje.
Terug in het buurthuis rust ze uit in de zon op het terras. Met de ogen dicht lijkt ze de zon op te zuigen. Wanneer het te warm wordt maakte ze met een medebezoeker een kruiswoordpuzzel. Hun egoloos samenwerken blijft mijn aandacht trekken.
Na de lunch verplaatst ze naar de luie stoel. Met de beige bootschoenen nog aan liggen haar voeten op de salontafel. Ze is volledig in een bloemendeken gewenteld. De mooie glimlach is ook in haar slaap aanwezig.
Zo voedt zij mij die dag met haar tevreden aanwezigheid en ik voel dan ook enige weemoed als ze aan het einde van de middag naar de bus loopt. Ze krijgt een papieren tas in haar rechter hand gedrukt.
‘Wat is die tas zwaar’ zegt ze terwijl ze me vragend aankijkt. ‘Wat zit er in?’ Ze blijft staan opent de tas en kijkt weer op. ‘Waarom heb ik nou die bijbel meegenomen?’ Even keert haar blik naar binnen om daarna weer mijn ogen te vinden. ‘Nou ja’ zegt ze, haalt haar schouders op en loopt verder richting de bus die haar thuis zal brengen. De papieren tas stevig tegen zich aangedrukt. De kans is groot dat de ‘plotseling’ aanwezigheid van de bijbel haar nog een keer zal verwonderen.