‘Dementerenden’ en ‘dementeren’ en ‘dement ’ wat is er nu zo erg aan deze woorden?
In een gesprek tussen Saskia Danen (casemanager dementie) en Pascal Kerkhove (journalist en auteur ‘Dag ma, blijf je nog even?’) vertelt Pascal over een journalistenvereniging in België aan wie cursus wordt gegeven; hoe je schrijft over bepaalde thema’s. Een mooie suggestie voor de media in ons land.
Gaat het hier om een overgevoeligheid en politieke correctheid? Of is er wel degelijk reden om stil te staan bij de woorden die we gebruiken wanneer we spreken over mensen met dementie.
Woorden hebben invloed op ons denken, gedrag en de manier waarop we anderen waarnemen. Zowel bewust als onbewust. Zowel bij de spreker als bij de luisteraar. Ons taalgebruik kan bijdragen aan het vormen en versterken van vooroordelen.
Op hoger niveau worden ook herinneringen beïnvloed door de taal die we gebruiken (Loftus &Palmer 1974) In een bekende studie kregen deelnemers beelden te zien van verkeersongevallen. Hierna werd hen gevraagd om bepaalde details terug op te roepen. Het veranderen van één enkel woord in de vraagstelling had al een invloed op de herinneringen van de deelnemers.
Ongelukkig gekozen taalgebruik kan misverstanden en clichés versterken, en stigmatiserend en kwetsend zijn, ook al is het onbedoeld.
Dit is de reden voor verenigingen om mensen met een fysieke of mentale beperking aan te spreken door “persoon-eerst” taal. Taal waarbij de persoon of mens letterlijk eerst komt. Persoon-eerst taal erkent dat de ziekte of beperking niet het eerste en meest definiërende aspect van de persoon in kwestie is.
- Als we termen als dement of dementerend gebruiken, reduceren we de persoon tot zijn of haar aandoening en gaan we voorbij aan een rijke levenservaring
- Mensen met dementie zijn heel veel andere dingen dan ‘dement’: ze zijn moeder, broer, opa, buurman, ex-voetbalcoach, gewezen lerares, Metallica-fan, fotograaf, tuinier, bierkenner, wandelaar, vrijwilliger.
- De woorden ‘dement’ en ‘dementerend’ zijn historisch verbonden met negatieve termen zoals krankzinnig, gestoord, gek, dwaas, verward, ziek in het hoofd.
- Woorden met een sterk negatieve bijklank hebben niet alleen een kwetsend effect, ze vergroten ook de kloof tussen “ons, de normalen” en “hen, de dementerenden.
- ‘Dementeren’ is een werkwoord en suggereert dat de mens zelf actief bijdraagt aan het proces van dementie.
Bij dementie gaat het om een syndroom waarbij de hersenen worden aangetast. In onze huidige samenleving hechten we veel belang aan onze hersenen en onze hersenfuncties. Vaak worden fatalistische uitdrukkingen gebruikt bij dementie, waarbij we een beeld creëren van mensen die langzaamaan het verstand, de geest of zelfs zichzelf verliezen; die worden overgenomen door hun ziekte; die wegkwijnen en verdwijnen. Het wijdverspreid westers idee dat we volledig samenvallen met ons brein is echter erg beperkend.
Dat laatste heb ik zelf ook ervaren. Ik leed aan een fors geheugenverlies, verdwaalde in mijn eigen wijk, herkende soms mensen niet, verloor taal wist vaak in de middag al niet meer wat ik in de ochtend had gedaan. Maar ik maakte verstandige keuzes, mijn geest bleef er onverminderd, ik ging om met mijn ziekte en werd er niet door overgenomen. Ik had meer het gevoel dat ik steeds meer (puur) verscheen dan dat ik verdween en mijn grootste genieten in mijn leven was er juist in die periode. De mensen om mij heen heb ik vaak als ‘niet echt aanwezig’ ervaren. Zelf was ik steeds meer in het hier en nu. Ik keek als een scan door mensen heen en voelde hun energie feilloos aan.
Na de lancering van mijn boek ‘Ontwarren’ werd ik regelmatig geïnterviewd door journalisten. Ik drong er bij hen op aan om woorden als ‘dement’ , ‘dementeren’ en ‘dementerenden’ niet te gebruiken. Na herhaaldelijk corrigeren was dat gelukt maar verscheen een artikel over mij in een vrouwenblad met op de cover “Karin dacht dat ze dement werd.’ De journalist had slechts invloed op het artikel, de hoofdredacteur op de cover.
Zie de mens! Niet achter maar voor de ziekte.
Omdat mensen met dementie een stem verdienen
* Bron en inspiratie: Blog Laura Dewitte doctoraat psychologie KU Leuven